Voordat je een fruitboom gaat aanschaffen bepaal je eerst welk soort fruit je wild hebben en waar de fruitboom komt te staan en hoe de vormsnoei er uit komt te zien. Hou er rekening mee dat de kroondiameter van een volwassen hoogstam fruitboom varieert per soort: voor een pruim wordt deze 6 m breed, voor een kers en peer 8 m; appel en walnoot 10-12 m. Ook is heel belangrijk dat de pas aangeschafte fruitboom onmiddellijk geplant wordt, dat kan eventueel ook op een tijdelijke plaats door de boom als het ware in te kuilen. Het laten liggen van de boom is al na een paar uur funest, de wortels zijn dan door wind en indroging onherstelbaar beschadigd.
Plant materialen Bij het planten van een fruitboom heb je de volgende materialen nodig:
Boompaal
|
Minstens 1 boompaal per boom. Bij voorkeur 2 boompalen per boom, lengte minimaal 1,8 m. Geïmpregneerde boompalen kunnen door rotting in de grond schade toebrengen aan de wortels van de te planten bomen. Beter is de in de grond zittende delen aan te branden door een gasbrander. Door dit deel van de paal gedeeltelijk te verkolen wordt er een beschermlaag tegen rotting. |
Boomkorf |
Als je vee (schapen, pony’s) houd in de boomgaard dien je de jonge boom te beschermen tegen vraat. Dit kan met een boomkast van gaas van min. 1,6 m hoog of kant en klaar te kopen boomkorven. Meer informatie over boomkorven kunt u hier vinden |
Boomband |
Boomband wordt gebruikt om de boom aan de paal vast te zetten |
Verklaring Oranje label aan de fruitboom. Op een oranje of wit waarmerkstrookje aan een fruitboom kunt u verschillende gegevens op vinden. Het is het bewijs van de borging van de kwaliteit afgegeven door de Naktuinbouw. Naktuinbouw houdt toezicht op de kwaliteit, gezondheid (virusvrij, boomkanjer etc.) en soortechtheid van onder meer fruitgewassen. Zij voert jaarlijks minimaal twee controles uit voordat de bomen bij de fruitteler op het bedrijf staan. De eerste keuring vindt plaats op het enthout en onderstammen voordat ze naar de vruchtboomkwekerij gaan. Ze worden dan beoordeeld op gezondheid en rasechtheid in de breedste zin van het woord. Een team keurt het groot en kleinfruit en de moerbedden op de kwekerijen. In juni keurt het eerst het kleinfruit, daarna in het seizoen volgen de kersen, pruimen, appels en peren.
Wat beteken de gegevens op een Oranje waarmerkstrookje
Links: |
|
Naktuinbouw |
Naktuinbouw waarmerk |
E 6135 |
Intern Naktuinbouw codenummer |
|
|
Midden: |
|
Geslacht/Soort |
De Latijnse geslacht/soort naam |
Ras |
Ras/kloon naam |
Tussenstam |
Eventueel de naam van toegepaste tussenstam |
Onderstam |
Naam van de toegepaste onderstam |
Categorie |
Aanduiding gecertificeerd (virusvrij) |
Aantal |
Aantal planten waarop de certificering van toepassing is |
|
|
Rechts: |
|
Certificaat |
Naktuinbouw certificaat |
Naktuinbouw-NL/31 |
Officiële instantie |
EG-Kwaliteit |
Voldoet aan EU-eisen |
EG-Plantenpaspoort:
|
|
ZP, b2 |
Strookje dient tevens als plantenpaspoort |
K 206.604 |
Individueel nummer van het strookje |
De gecertificeerde virusvrije fruitbomen voldoen aan · Planten geteeld uit gecertificeerd ent- oculatiehout en onderstammen. · Planten gescheiden geteeld van CAC-materiaal · Visuele controle op echtheid, raszuiverheid, ziekten en plagen · Fruitbomen hebben de status ‘gecertificeerd virusvrij materiaal’
Planttijdstip Fruitbomen kun je bij vorst vrij weer, wanneer de grond niet is bevroren, van half oktober tot half april planten. Bij natte gronden wordt aangeraden om na de winter in februari tot maart te planten. Wel geld: hoe vroeger je plant des te meer de boom haarwortels vormt voor de winter en daardoor in de zomer meer gaat groeien. Soorten zoals abrikozen en perziken, die meer warmte nodig hebben, kun je het beste na de winter planten. Belangrijk is dat het blad van de fruitboom en de fruitboom in winterrust is.
Jonge Fruitboom voorbereiden Indien nodig kan de jonge fruitboom 's nachts met de wortels in water gezet worden, waardoor een eventueel vochtverlies kan worden opgevangen. Beschadigde wortels worden weggesneden.
Plantplaats Aanplant op de juiste goede grond met goede ontwatering kan een tweemaal hogere opbrengst geven als planten op slechte natte grond. Plant de fruitboom daarom op de beste grond met de beste ontwatering. Kersen doen het beste op een goede licht ontwaterde kleigrond. Natte omstandigheden zijn ongunstig voor kersen. Als de grondwaterstand te hoog is, neemt voor appelbomen de kans op vruchtboomkanker toe. Perenbomen verdragen korte tijd een natte grond, maar de kans op een bacterie in de knoppen neemt wel toe. Dit kun je dan zien aan de dode knoppen. Pruimen kunnen natte omstandigheden het beste verdragen. Controleer voor het planten de grondwaterstand. Maak hiervoor met een grondboor een gat van 1 meter diep. Voor steenfruit en appelbomen dient de stand lager te zijn dan 50 cm. Als de stand te hoog is kan de aanleg van drainage uitkomst bieden. Ook is het mogelijk om met de grondboor een aantal gaten te boren en deze op te vullen met grint. Daardoor wordt overtollig water naar de ondergrond afgevoerd.
Plantafstand Afhankelijk van de grondsoort, fruitsoort, fruitras, groeisterkte van het fruitras en de gebruikte onderstam kan de optimale plantafstand van fruitbomen verschillen. Half- en hoogstamfruitbomen worden op ca 7-12 m uit elkaar geplant. De kroondiameter van een volwassen boom varieert per soort: pruim 6 m; kers en peer 8 m; appel en walnoot 10-12 m. Deze afstanden + 1 m kun je ook aanhouden bij het planten van betreffende soorten.
Als een fruitboom bij een perceelgrens / eigendomsgrens geplant gaat worden houd dan minimaal een afstand van de helft van de kroondiameter aan. Je hoeft dan geen onderhoud uit te voeren of fruit te plukken op het perceel van je buurman. Plant voldoende ruim zodat er veel licht in de boom kan komen. De productie en gezondheid van de bomen is beter bij ruim geplante fruitbomen
De groeisterkte van de onderstam. Geënte fruitbomen op de zwak groeiende onderstammen (laagstam) kunnen op 7m afstand geplant worden. Fruitbomen op sterkgroeiende (zaailing)onderstammen (halfstam en hoogstam) moeten op een afstand van 7 - 12m geplant worden afhankelijk van het soort.
De groeisterkte van het fruitboomras. Er zijn soms zwakgroeiende rassen en sterkgroeiende rassen. De sterkstgroeiende rassen hebben een grotere afstand nodig dan de zwakgroeiende rassen. Zaailingen van gewone walnoten/okkernoten hebben 10 - 12m plantafstand nodig
De grondsoort: Op voedselrijke en goede vochtige gronden is de groei veel sterker en wordt meestal een ruimere plantafstand aangeraden. Op zware gronden (kleigrond en leemgrond) is de groei sterker dan op lichte grond (zandgrond).
Het gebruikte teeltsysteem. Als piramidale boom opgekweekte planten groeien sterker dan kort bij elkaar beplantte leivormen of hagen.
Plantgat De handeling zal bestaan uit het graven van het plantgat en deze dient minimaal 100x100 cm groot en 75 cm diep te zijn. De wortels moeten eveneens in de breedte nog voldoende plaats hebben. Bij een harde bodem moet er dubbel zo diep gegraven worden en de aarde in lagen rond het plantgat verspreiden. Vervolgens de bodem van het plantgat met de spade losmaken. De fruitboom moet geplant worden zo lang de losgemaakte aarde nog vochtig is. Indien nodig tot het planten deze aarde bedekken of vochtig houden. Het word afgeraden om de grond extra “lekker” te maken door het te vervangen door potgrond. Toevoegen en goed mengen van 25% potgrond/compost is prima, maar niet meer. Anders worden de wortels lui en zullen dan alleen binnen het plantgat gaan groeien. Ook moet je geen mest in het plantgat toevoegen omdat anders de wortels dan verbranden.
Het is ook mogelijk een plantgat een jaar van te voren te graven, de grond verbeteren en alles weer terugstorten. Hierin kun je dan het jaar erop de fruitboom inplanten. Bij het planten van de boom wordt het plantgat dan niet groter gemaakt dan het wortelgestel.
Voor een verbetering van waterafvoer kunnen er in het plantgat 2 of 3 gaten geboord worden met een grondboor. Deze boorgaten worden vervolgens opgevuld met gedroogd brekezand wat een dikke kolom zal vormen welke goed water doorlaat. Een nadeel kan zijn dat fijne haarwortels dit plantgat induiken.
Het planten Plaats als eerste de paal, anders is het mogelijk dat je de wortels kunt beschadigen. Plaats de paal altijd aan de westzijde omdat de wind meestal uit deze richting waait. De eventueel tweede paal kun je hier recht tegen over plaatsen. De paal gaat zo diep de grond in dat je ongeveer 1.5m boven de grond overhoud. Hou ook rekening met de hoogte van de eerste gesteltakken van de boom zodat deze niet tegen de paal aan kunnen schuren.
Vervolgens breng je voldoende grond in het plantgat zodat de entplek, verdikking net boven de wortels, 5 tot 10cm boven het maaiveld komt te staan. Voor het planten kunnen de wortels gesnoeid worden. Het gaat dan om dikkere wortels, dikker dan 0.5 cm, waar een wondvlak aan gemaakt wordt (klein stukje afsnijden) wat de groei van nieuw haarwortels bevordert en lange wortels die ingekort worden zodat de kluit beter in het plantgat past. Het snoeien zodanig gebeuren dat het wondvlak naar beneden wijst.
Plaats de jonge fruitboom in het platgat op een zodanige wijze dat de wortels vrij en gespreid liggen, ze mogen niet geknikt worden. Vervolgens voeg je zoveel grond aan het plantgat toe dat je net iets onder het maaiveld komt. Tijdens het toevoegen van grond trek je telkens de fruitboom al schuddend voorzichtig iets omhoog zodat tussen de wortels geen holle ruimtes ontstaan. Als de entplek een handbreedte boven het maaiveld staat wordt de boom niet verder omhoog getrokken. De fruitboom staat nu op de diepte waarbij de boom bij de kweker heeft gestaan. Zo wordt voorkomen dat er wortels ontstaan op het geënte houd waardoor de fruitboom sterk begint te groeien en geen vruchten meer zal dragen. Vervolgens voeg je een emmer water toe om het zand goed in te spoelen. Meer is niet nodig. Controleer ook de stand van de boom, deze dient rechtop te staan. Daarna het plantgat opvullen met de rest van de grond en goed maar lichtjes aanstampen.
Het is nu tijd om de boomband, zo hoog mogelijk, aan te brengen. Bij de paal aan westzijde wordt de band in de vorm van een liggende 8 aangebracht, zodat de boom niet tegen de paal kan schuren. Doe de band niet te strak om de boom en zorg ervoor dat de boom voldoende bewegingsruimte heeft. Na 3 a 4 jaar, als de stam voldoende dik is geworden, moet je de paal weghalen zo zorg je ervoor dat de wortels zich beter gaan hechten en niet lui worden. Bij harde wind of storm zal de boom dan blijven staan en niet omwaaien.
Als laatste breng je eventueel een boomkorf aan. Zet de boomkorf vast aan de paal op een zodanige wijze dat je de groei van gras en onkruiden rond de stam makkelijk kunt verwijderen.
Wanneer wij een fruitboom hebben aangeschaft of een fruitboom gaan verplanten wordt de fruitboom uit de grond gehaald. Er blijven dan veel wortels achter in de grond, meestal meer dan 70%. Daarom snoeien we bij het planten veel takken weg om de balans tussen kroon en wortels te herstellen. Anders is de kans op overleving klein. Bij niet snoeien zal de fruitboom het eerste halfjaar groeien op de nog aanwezige reserves in de stam en takken. Zijn deze reserves, na een half jaar, op dan zal de boom zijn blad verliezen, want de wortels kunnen de vraag niet aan, en sterven. Water geven heeft dan ook geen zin. Nadat de fruitboom is aangeplant gaan we dus direct de eerste vormsnoei toe passen (als dit nog niet door de kweker is gebeurd) doordat de boom over een te klein wortelgestel beschikt met minimaal aantal haarwortels. Meer informatie over snoeien kunt u vinden onder het menu Verzorging, submenu Snoeien.
Na het planten Breng na het planten een boomspiegel aan voor de komende drie jaar. Een boomspiegel is een cirkel van onbegroeide grond van 1m doorsnede. Meer informatie over een boomspiegel kunt u hier vinden. Breng op de boomspiegel een laag compost aan van 2.5 cm of een kruiwagen oude stalmest. Door de regen komen de voedingsstoffen vanzelf bij de wortels.
Hou de toestand van de boom en het weer goed in de gaten. Vaak is het onbekend dat er meer bomen verdrogen in april dan in hartje zomer. Vooral als er een droogteperiode heerst wordt het aangeraden om de jonge fruitboom water te geven. Bij langdurige droogte geef je maximaal 1 keer per week een grote hoeveelheid water. Geef niet dagelijks kleine hoeveelheden want dan zullen de wortels omhoog gaan groeien waardoor de problemen in de toekomst bij droogte alleen maar groter zullen worden.
Ieder jaar bemesten, met organische mest rond februari zal de boom op prijs stellen. Daarnaast is kalk ook belangrijk, herhaal dit jaarlijks rond november. Meer informatie over bemesten kunt u hier vinden.
De boomband dient jaarlijks gecontroleerd te worden op ingroeien in de stam. Is dit het geval dan dient de boomband ruimer gemaakt te worden. Is de boomstam voldoende dik geworden dan wordt de boomband zo wie zo verwijdert. Als de boomband verwijderd is moet wel gecontroleerd worden of de boom bij stevige wind niet beschadigd wordt doordat hij schuurt tegen bijvoorbeeld de boomkorf.
De eerste vijf jaar haal ik alle bloemen eraf zodat de boom hier geen energie in hoef te steken. Ook wordt zo vruchtvorming voorkomen waardoor alle energie naar de boom gaat. Ook wordt zo het doorbuien van jonge takken door de vruchten voorkomen.
Herplant Om in de fruithaag herplant te laten slagen is het raadzaam om in het plantgat de bestaande grond te mengen met potgrond, er is hiervoor speciale fruitbomengrond in de handel. Dit is potgrond dat een bepaalde verhouding potgrond/tuinturf heeft.
Het wordt afgeraden een herplant binnen 5 jaar uit te voeren op een plek waar eerder een laag-, half- of hoogstamfruitboom heeft gestaan van hetzelfde soort. Dit heeft te maken met de aanwezige schimmels in de bodem en bodemmoeheid. Ook grond verbetering heeft geen nut daar een wortelgestel van de vorige boom 10 meter van de stam af kan rijken. Ook heeft het te maken met wortelresten aanwezig in de grond van de vorige boom. Deze kunnen meestal niet verwijdert worden. Het gevolg is dat deze wortels gaan rotten. Dit proces kost veel zuurstof waardoor de nieuwe jonge aanplant na een jaar zal afsterven door zuurstof gebrek. Soms zie je wel eens dat er toch bomen geplant worden op de oude plek waar dan een holle buis bijgeplaatst wordt. Deze dient dan puur en alleen voor zuurstof toediening. Het beste kun je daarom nieuwe jonge fruitbomen poten op frisse grond.
Bij herplant kun je wel wisselteelt toepassen maar dan dient de grond verbetert te worden tot op een diepte van minimaal 60 cm met een oppervlakte van 100 bij 100 cm. Verwijder ook alle wortel resten. Wisselteelt kun je toepassen volgens de onderstaande regels:
Appel
|
vervangen door
|
Appel
|
Niet
|
Peer |
vervangen door |
Peer |
Niet |
Pruim |
vervangen door |
Pruim |
Niet |
Kers |
vervangen door |
Kers |
Niet |
Appel |
vervangen door |
Peer |
Niet |
Peer |
vervangen door |
Appel |
Niet |
Appel |
vervangen door |
Pruim |
Wel |
Peer |
vervangen door |
Pruim |
Wel |
Appel |
vervangen door |
Kers |
Wel |
Peer |
vervangen door |
Kers |
Wel |
Pruim |
vervangen door |
Appel |
Wel |
Pruim |
vervangen door |
Peer |
Wel |
Kers |
vervangen door |
Appel |
Wel |
Kers |
vervangen door |
Peer |
Wel |
Verplanten Goed uitziende fruitbomen en die er sterk uitzien kunnen verplant worden. Jonge nog kleine bomen kun je met een spade uitgraven en verplanten. Verplanten van grotere bomen kan alleen met mechanische hulpmiddelen zoals een minikraantje of speciale verplant machines.
Perenbomen zijn lastiger te verplanten dan appel- en pruimenbomen omdat peren dieper wortelen en een penwortel vormen. Bij het uitspitten wordt het wortelgestel dan meer beschadigd en blijven er minder wortels over waardoor hergroei moeilijker is en langer duurt. Appel- en pruimenbomen hebben vaak een brede en compactere kluit met veel fijne wortels en houden daarom meer beworteling over voor hergroei.
Het verplanten doe je in het begin van de winter als de boom volledig in rust is en niet vriest. 1 jaar voor het verplanten graaf je een diepe sleuf (twee steek diep) rondom de boom ongeveer een meter rondom de stam. Steek ook met de spade schuin naar onderen de wortels onder de kluit door. Beweeg dan de stam van de boom voorzichtig heen en weer om te controleren of alle wortels zijn doorgestoken. Deze sleuf vul je dan weer met potgrond waardoor je een mooi compacte wortelkluit krijgt wat de hergroei bevordert. Ook wordt de kroon van de boom flink teruggesnoeid tot de helft of twee derde van de zijtakken en de gesteltakken. Voor de appel en pruim zorg je ervoor dat er drie gesteltakken overblijven en voor de peer een centrale hoofdtak. Bij kersen worden enkele takken in zijn geheel verwijderd als er meer dan vier gesteltakken zijn.
Graaf een ruim plantgat, waar je de boom in wilt plaatsen, en vul dit met goede luchtige grond. Je kunt de grond uit het plantgat ook goed mengen met potgrond of compost. Nadat de boom geplaatst is en de goede grond is aangebracht wordt de boom goed vast gezet aan twee boompalen dit voorkomt scheefzakken. Vervolgens geef je de boom flink wat water zodat de grond goed tussen de wortels komt. Strooi na het verplanten potstalmest onder de boomspiegel.
Hou de verplante boom en de grond onder de boomspiegel goed in de gaten, onkruid vrij en geef vooral bij droge periode, ook in het voorjaar, voldoende water. Na het verplanten wordt de boom het eerste jaar niet gesnoeid. Zodoende kan alle energie in het herstellen van het wortelgestel besteed worden.
|