01.07.2013 05:31:35 |
|
Erwin |
Met 12 personen, allen lid van de Fruitgroep Achterhoek of de NPV, zijn wij zondag 30 juni 2013 opbezoek geweest bij de boomgaard van Hans-Joachim Bannier (55). Een fruitdeskundige en schrijver van het boek “Alte Obstsorten in Westfalen”. Historische appelrassen beheersen is het leven van Hans- Joachim Bannier, hij leeft ervan, maar niet van de boomgaard, die is ‘zum lernen’. Hij verkoopt appel- en perensap, enthout, determineert tegen vergoeding oude fruitrassen en geeft excursies in de boomgaard. Als hij wil, kan hij ieder weekend op pad, door heel Duitsland.
Rond 12:00 uur werd de excursie aangevangen met een korte inleiding. Na de val van de muur in 1989 maakte Hans in voormalig Oost- Duitsland kennis met 4 of 5 pomologen, die 400 appelsoorten kenden. Vijf jaar lang liep hij met hen mee en maakte daarbij vele notities.
In 1995 kocht hij in Bielefeld een kwart hectare grond, een voormalige kwekerij. Hij plantte daar 40 oude appelrassen, die hij in de jaren ervoor had leren kennen.
Hij heeft nu 600 meest oude fruitboomsoorten in zijn boomgaard staan op het nu meer dan 2.5 Ha groot terrein waaronder: 350 appel, 40 pruimen, 80 zoete kersen en 15 abrikozen soorten. Deze boomgaard is vorig jaar officieel open gegaan en wij waren de eerste Nederlanders die een rondleiding hebben gekregen. Daarvoor was het een Baumschule. Nu doet de boomgaard ook dienst als leerveld voor snoeicursussen. Alle aangeplante fruitbomen zijn halfstam. De appelbomen zijn geëind op M7 en M106, middelsterke onderstammen. Ze staan in rijen, op 3.70 m. De boomgaard bevind zich op leemgrond en als bemesting wordt om de zoveel jaar compost toegepast. Verder worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt in deze boomgaard. Het valt op dat hoe ouder de boom is hoe minder problemen er zijn met ziektes.
In 2005 werden de eerste kersenbomen aangeplant en zijn geëind op GiSelA 5. Alleen al in Hagen bij het Teutoburgerwald, regio Witzenhausen (Nedersaksen en Nordrhein-Westfalen) stonden in 1993 nog 160 duizend kersenhoogstammen, nu nog ongeveer 1000. Hij vroeg aan boeren welke kersensoorten ze nog kenden van vroeger en welke er nog stonden. Tijdens de bloei van de kersenbomen bezocht hij de boerenerven. Hetzelfde deed hij als de vruchten rijp waren: de mensen belden hem en hij ging eropaf. Acht weken lang bestudeerde hij de kersen waarvan weinig mensen de naam kenden: de groei van de boom, de kers, de pit, de rijptijd en hoeveel soorten per week rijp zijn.
In Duitsland spreekt men van acht kersenweken: de weken waarin de kersen plukrijp zijn. De 1ste kersenweek begint op 1 juni, dit tijdstip geldt ook voor Nederland. Dit jaar begon de 1ste kersenweek op 12 juni, als gevolg van het koude voorjaar met weinig zonuren. Bannier: “Soms zitten twee kersenweken in één week, als je een warm voorjaar hebt. Dit jaar duurde een kersenweek anderhalve week: de kersen rijpten zo langzaam dat de vogels ze opgegeten hebben.” Daardoor geen kersenverkoop vandaag. Er staan verder vele lichte kersen soorten in de boomgaard. Van deze lichtere soorten blijven de vogels af maar de donkere soorten zijn allemaal opgevreten. Schijnbaar hebben deze lichtere kersensoorten ook minder last van de kersenvlieg.
Bij het onderzoeksinstituut voor tuin- en wijnbouw in Geisenheim/Rheingau (Hessen, Duitsland) zijn kersenpitten vergeleken en bewaard. Hans heeft veel verschillende kersen geproefd en toen besloten de oude kersensoorten uit Hagen aan te planten. Hij vond dat hij ze moest bewaren voor de toekomst vanwege de biodiversiteit en hun landschappelijke waarde. Veel vroege soorten zijn verdwenen, omdat ze matig of slecht vervoerbaar en bewaarbaar zijn en daardoor commercieel onaantrekkelijk. Tegenwoordig zijn bijna alleen nog donkere kersen op de markt, afkomstig van overdekte kersenteelt.
In 2008 plantte Bannier oude en moderne abrikozen- en perziken aan. Er staan nu 15 verschillende soorten. Hij was bekend met de teelt van abrikozen (Prunus armeniaca) in het voormalige Oost- Duitsland. Daar werden ze van oudsher geteeld. Van abrikozen wordt vruchtenbrandewijn gestookt, de bekende apricot brandy. Hij determineert de abrikozen aan de hand van het blad. Dat deed hij met vijf in Italië aangeschafte rassen als volgt. Hij heeft een aantal bladeren van elke struik in rijen neergelegd en gefotografeerd. Resultaat: van de vijf soorten bleken er drie verschillende te zijn. Als een abrikoos groot blad heeft, komen er meestal ook grote vruchten aan. Abrikozen zijn niet vatbaar voor krulziekte zoals perziken, wel voor een ziekte die door bladluizen overgedragen wordt. Al is het abrikozenblad leerachtig, luizen komen er toch op af. Het valt mee met moniliarot- aantasting. Bij overvloedige regenval scheuren de vruchten, en dan raken ze besmet met moniliarot.
De entplek van de abrikoos mag niet beschadigen, bij het maaien bijvoorbeeld. Beter is om abrikozen hoger te enten, op kniehoogte. Ook een nadeel is het snoeien van abrikozen. Ze zijn namelijk zeer gevoelig voor beschadigingen. Kunnen hieraan soms sterven van de een op de andere dag.
De beste maand om abrikozen te veredelen is juni. Een geschikte onderstam is Myrobalan, de pruimenonderstam. St. Juliën gebruikt hij niet, volgens hem maakt deze pruimenonderstam veel worteluitlopers. ‘Heidesheimer Frühe’ vindt hij een super abrikoos. ‘Magdeburger Frühe’ is ook een goed ras.
In de boomgaard zijn geen perenbomen te vinden in verband met massale peren sterfte begin jaren 2000 door perenroest. De ziekte duurde 5 jaar waardoor alle perenbomen dood gingen. Vanaf 2010 is het weer mogelijk om in deze streek peren te telen.
Na de pauze, rond 15:00 uur, neemt Bannier neemt ons mee naar de appelgaard en gaat verder met zijn verhaal.
Hans heeft in de loop der jaren een buitengewone interessante ontdekking gedaan. Het blijkt dat de afgelopen 80 jaar (vanaf ongeveer 1920) alle nieuwe appelrassen afstammen van maar vijf soorten appels. En wel de: Jonathan, Cox Orange, Golden Delicious, Red Delicious en de Mc Intosh. Nu blijkt dat deze rassen zeer gevoelig en vatbaar zijn voor meeldauw (Jonathan), kanker (Cox Orange), schurft (Golden Delicious), bladvlekziekte en luizen. Bij alle nieuwe rassen zijn al deze ziektes meegekruist met kans op genetische verarmingen.
Hij laat ons aangetast blad en vrucht van ‘Pinova’ zien. Van de vader ‘Golden Delicious’ heeft dit moderne appelras het lichtgekleurde blad, de lange vruchtsteel en de vatbaarheid voor schurft: het zwarte plekje op de vrucht.
‘Cortland’, een handappel, die gewonnen is in de V.S. in 1898, heeft meeldauw. De vader is ‘Mc Intosh’.
‘Topaz’, een zoetzure handappel, gewonnen in Kent (G.B.) in 1948, is kankergevoelig.
Moniliarot op de vrucht en blad, komt niet alleen op kers en pruim voor, maar ook op vier tot vijf appelsoorten. Bannier toont ons ‘Alkmene’ met aantasting van moniliarot.
Oude en moderne soorten kunnen gevoelig zijn voor schurft, meeldauw en vruchtboomkanker. Schurft bij appel en schurft bij peer zijn de meest bekende schimmelziekten bij appel en peer. Vooral de aantasting van de vruchten veroorzaakt economische schade. Vruchten met weinig schurft worden nog wel gebruikt voor sapbereiding. In dit koele voorjaar heeft het veel geregend, waardoor er veel schurftaantasting is op blad en vrucht, en weinig meeldauw.
‘Jonathan’ is meestal in de jaren ’60 van de vorige eeuw aangeplant, Bannier komt hem vaak tegen in tuinen waar de bewoners hem uitgenodigd hebben voor het determineren van appels. De boom zit vol meeldauw.
Bannier wil af van al die schimmelziektes. Omdat de oorzaak hiervan volgens hem ligt bij het uitgangsmateriaal, de vijf bovengenoemde soorten, kruist hij ieder jaar gezonde rassen met Malus floribunda, de sierappel. Krijgen de zaailingen schurft of vruchtboomkanker, dan weg ermee. Hij wacht de vruchtdracht niet af. Omdat de sierappel zo klein van formaat is, moet hij enkele malen kruisen totdat hij weer een groot formaat appel heeft. Kenmerkend voor M. floribunda- kruisingen zijn het smalle blad en de lange vruchtsteel. Hij wijst ‘Rewena’ aan, een voorbeeld van een dergelijke kruising.
Wij hadden nog nooit gehoord van zonnebrand op appels. Vorige week waren namelijk enkel zeer warme zonnig dagen waarop deze zonnebrand is ontstaan. In 2006 is door ernstige droogte zelfs 25% uitgevallen.
In de boomgaard staan vele palen waarvan roofvogels gebruik maken. De zitstok dient wel van een boomtak te zijn en niet een panlat omdat hier de roofvogels niet op gaan zitten. Rond 05:00 uur zitten er meestal enkele roofvogels op de palen op zoek naar woelratten. Die veel voorkomen in deze boomgaard. Ook vangt hij de woelmuizen met een mollenklemmen.
Hans heeft ook een buitengewoon effectief middel van wondbehandeling. Hij gebruikt hiervoor natte leem en bind dit rond de stam met schade. Het is hem opgevallen dat deze methode veel beter resultaat geeft boven de gebruikelijk wondbalsem.
We nemen om vijf uur afscheid van onze onvermoeibare gastheer, nadat Ria hem bedankt heeft voor de leerzame middag. Van de NPV krijgt hij het zomernummer van Pomospost.
Enthout kan bij Hans-Joachim Bannier per email besteld worden in december. In januari wordt het geknipt. Als hij geen enthout heeft, of niet genoeg, komt het van moederboomgaarden. Zij verzenden de enten.
| |