Deze pruim is een zeer oud ras dat uit Azië via Frankrijk in Europa is verspreid. Misschien komt de naam van het zuid Franse dorp Maribelle of komt de naam van het Latijn ‘mirabilis’ wat ‘mooi om te zien’ betekent. De pruim werd door de graaf van Lotharingen, later koning, René van Anjou (1409-1480) teruggebracht naar zijn graafschap. Van daaruit verspreide de Mirabellen zich tijdens de 18de en 19de eeuw over grote delen van Europa. Een ander verhaal gaat dat de mirabelpruimen oorspronkelijk uit het Midden-Oosten (Syrië) komen en rond 1600 in Midden-Europa zijn ingevoerd. De naam Maribelle de Nancy verschijnt voor het eerst midden de 18de eeuw.
Als hoogstamboom heeft deze pruim een sterke groei, wordt een hoge boom is vruchtbaar en gezond. De boom ontwikkeld veel hout met middelmatige zware gesteltakken. Stelt weinig eisen aan de grond, Mirabellen houden van een warme en beschutte standplaats Is door zijn ongewoon kluwen van takken en bladeren een ideaal oord voor de Rode spin. Kort na de bloei worden de jonge scheuten vaak geïnfecteerd door bladluizen. De luizen verdwijnen na enkele weken weer waardoor er tijdens het groeiseizoen weer nieuwe gezonde scheuten ontstaan. De boom is weinig gevoelig voor gomvorming ( Pseudomonas bacteriën) en is resistent tegen Monilia.
Door de talrijke witte bloemen in april-mei is deze steenfruitsoort ook geschikt voor de siertuin. Mirabellen zijn zelfbestuivend en hebben geen kruisbestuiving nodig. Ze groeien ook goed op slechtere gronden, mits deze niet te nat zijn. Vruchtdunning mag, maar is meestal niet noodzakelijk. Mirabellen zijn meestal rijp in augustus, maar er bestaan ook vroegere en later rijpende mutanten of hybriden.
Het is een overvloedig dragend ras met geurende vruchten. Doordat de boom hoog wordt is plukken onpraktisch. Je slaat als het ware met een stok de vruchten uit de boom.
De ronde vruchten zijn klein en meestal geel van kleur. Er zijn echter ook variëteiten met rode of donkerblauwe vruchten. Het zoet smakende stevige vruchtvlees laat bij sommige rassen niet van de pit (steen) los. Ze worden veel gebruikt voor verwerking. Mirabelvruchten zijn kleiner, ronder en zoeter dan de gewone pruimen.
Herkomst |
Uit Azië via Frankrijk in Europa |
Ouderdom |
1500 |
Synoniemen |
kroosjespruim |
Aanplant |
2002 en 2008 |
Boom |
Serke groei, hoge boom, vruchtbaar en gezond |
Gebruik |
Verse consumptie, dessertpruim, uitstekend geschikt voor stoven, confituur/jam, inmaak en diepvriezen |
Bloeitijd |
April |
Bloem |
Wit |
Bestuiver |
Hauszwetsche kwetch |
Plukrijp |
Tweede helft augustus |
Gebruikstijd |
Tweede helft augustus |
Bewaren |
De natuurlijke bewaring is matig |
Vrucht |
Klein, iets langwerpig |
Kleur |
Goudgeel, rood gestippeld of lichtrood gevlekt langs de zonzijde. Vrij egaal van kleur |
Vruchtvlees |
Tamelijk stevig, tamelijk sappig, zoet, smaak zeer goed, met speciaal aangenaam gesuikerd aroma. Fijn en zacht |
Kelk |
|
Steel |
|
Steen |
Steen zit los van het vruchtvlees |
|