Op deze pagina verschijnen regelmatig nieuwe bijdragen. Het nieuwste bericht verschijnt als eerst.
|
Lees meer... |
|
|
|
|
|
In 2014 bestaat de NPV 25 jaar. De vereniging wil dit heugelijke feit vieren met de promotie van een jubileumappel, ansichtkaarten van deze appel en een extra uitgave van ons kwartaalblad Pomospost. In de zomer zal Pomospost tweeledig zijn: het zal bestaan uit een gewone Pomospost met de bekende onderwerpen en een extra Pomospost met een terugblik op 25 jaar NPV, een karakterisering van het oude fruit in Noord-Nederland, op basis van de gegevens van NPV'ers, en een overzicht van bijzondere en zeldzame oude fruitrassen die door NPV’ers van het eerste uur zijn opgespoord. Ook een beschrijving van de diverse collecties, die mede door NPV’ers zijn gevormd, zal niet ontbreken, met speciale aandacht voor de collectieboomgaard De Fruithof in Frederiksoord. Een Pomospost om naar uit te kijken.
Als jubileumappel heeft het bestuur Glorie van Holland gekozen, een zaailing, gevonden te Rockanje ca.1880. Het is een sappige, aangenaam zachtzure handappel, gebruikstijd november tot januari.
Hier vindt u meer informatie over deze appel. De Stichting de Fruithof is op verzoek van de NPV volop ideeën aan het ontwikkelen om aan te sluiten bij het jubileumjaar, o.a. tijdens de fruittentoonstelling Souvenirs van Eeuwen (SvE) die gepland staat in het 1ste weekend van oktober en waarvoor extra veel promotieactiviteit zal zijn. De Fruithof zal zich o.a. inspannen om voldoende kilo’s Glorie van Holland op voorraad te hebben om te verkopen tijdens SvE en de vrijwilligers hebben het enten van dit ras op de entdag op 12 maart a.s. op de agenda gezet.
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Perenroof: koolmees op heterdaad betrapt met fotocameraval De laatste 10 jaar neemt de vogelschade hand-over-hand toe in de perenteelt, voornamelijk het Conference-ras. Dit ras is in de laatste 3 à 4 weken voor de oogst zoet, sappig en zacht, zodat vogels ervan snoepen. Op sommige percelen zijn dit kraaiachtigen, veel vaker gaat het om kleine zangvogels. Mezen zijn als belangrijkste soort aangewezen, maar over welke andere soorten kleine zangvogels dit doen bestaan slechts vermoedens. Dit maakt het extra lastig maatregelen te nemen om schade te voorkomen. Daarom heeft het Faunafonds CLM opdracht gegeven om fundamenteler naar dit probleem te kijken. Drie vragen staan centraal:
1. met welke methodes valt de dader vast te stellen 2. welke vogelwerende maatregelen zijn in binnen- en buitenland op de markt en 3. zouden hagelnetten een mogelijke en betaalbare oplossing zijn?
Koolmees op de gevoelige plaat CLM experimenteert nu met cameravallen. Acht camera’s hangen continu bij verschillende Betuwse bedrijven. Om de pakkans te vergroten zijn Conference-peren van de oogst van vorig jaar opgehangen in de boomgaard. Deze peren hebben een hoger suikergehalte dan de nog onrijpe peren die momenteel aan de boom hangen. Hierdoor zijn ze waarschijnlijk aantrekkelijker voor de vogels. Na twee weken experimenteren levert dit nu resultaat op. Op een aantal van de 10.000 foto’s is met zekerheid te zien dat een koolmees eet van een peer. In 12 seconden veroorzaakt hij grote pikschade, zie foto’s. De peer is niet meer oogstbaar, bij slecht weer zullen schimmels en bacteriën peren eromheen doen verrotten. Zo ontstaat een kostbare schadepost voor zowel de perenteler als het faunafonds.
Heeft u bewijs ? CLM en het Faunafonds zijn opzoek naar meer bewijs. Uiteindelijk willen we beter in beeld krijgen welke soorten verantwoordelijk zijn voor deze schade en wat hun aandeel is. Zo kunnen vogelwerende maatregelen beter worden gericht op deze soorten. Heeft u een foto, film of met zekerheid een bepaalde vogelsoort zien eten van een peer? Bel of mail dit aan Joost Lommen (CLM): 0345 470 758 of jlommen@clm.nl
Bron: www.ckm.nl
Vogelschade in Haaksbergen Het viel mij de laatste jaren al op dat in droge periodes de koolmees en pimpelmees zich ook te goed doet aan nog niet geheel rijpe fruit na de kersen dracht. Met name de appels: Gravensteiner, Zoete kroon en de peren: Super Trevoux, Noordhollandse Suikerpeer, Doyenne du comice en de Conference moesten het ongelden. Maar dit jaar (2013 weinig rupsen en droogte) is het wel heel extreem. Nagenoeg alle fruitsoorten mbt appels en peren hebben aanpik schade. Met een paar dagen zit er vervolgens Monilia in. Door snel te handelen kun je het beschadigde fruit gebruiken voor verwerking tot appelmoes. Hier in Twente zijn er meer klachten over binnen gekomen. De mezen kruipen zelfs door mazen van netten die net iets te groot zijn maar eigenlijk bedoeld voor de spreeuwen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Met 12 personen, allen lid van de Fruitgroep Achterhoek of de NPV, zijn wij zondag 30 juni 2013 opbezoek geweest bij de boomgaard van Hans-Joachim Bannier (55). Een fruitdeskundige en schrijver van het boek “Alte Obstsorten in Westfalen”. Historische appelrassen beheersen is het leven van Hans- Joachim Bannier, hij leeft ervan, maar niet van de boomgaard, die is ‘zum lernen’. Hij verkoopt appel- en perensap, enthout, determineert tegen vergoeding oude fruitrassen en geeft excursies in de boomgaard. Als hij wil, kan hij ieder weekend op pad, door heel Duitsland.
Rond 12:00 uur werd de excursie aangevangen met een korte inleiding. Na de val van de muur in 1989 maakte Hans in voormalig Oost- Duitsland kennis met 4 of 5 pomologen, die 400 appelsoorten kenden. Vijf jaar lang liep hij met hen mee en maakte daarbij vele notities. In 1995 kocht hij in Bielefeld een kwart hectare grond, een voormalige kwekerij. Hij plantte daar 40 oude appelrassen, die hij in de jaren ervoor had leren kennen.
Hij heeft nu 600 meest oude fruitboomsoorten in zijn boomgaard staan op het nu meer dan 2.5 Ha groot terrein waaronder: 350 appel, 40 pruimen, 80 zoete kersen en 15 abrikozen soorten. Deze boomgaard is vorig jaar officieel open gegaan en wij waren de eerste Nederlanders die een rondleiding hebben gekregen. Daarvoor was het een Baumschule. Nu doet de boomgaard ook dienst als leerveld voor snoeicursussen. Alle aangeplante fruitbomen zijn halfstam. De appelbomen zijn geëind op M7 en M106, middelsterke onderstammen. Ze staan in rijen, op 3.70 m. De boomgaard bevind zich op leemgrond en als bemesting wordt om de zoveel jaar compost toegepast. Verder worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt in deze boomgaard. Het valt op dat hoe ouder de boom is hoe minder problemen er zijn met ziektes.
In 2005 werden de eerste kersenbomen aangeplant en zijn geëind op GiSelA 5. Alleen al in Hagen bij het Teutoburgerwald, regio Witzenhausen (Nedersaksen en Nordrhein-Westfalen) stonden in 1993 nog 160 duizend kersenhoogstammen, nu nog ongeveer 1000. Hij vroeg aan boeren welke kersensoorten ze nog kenden van vroeger en welke er nog stonden. Tijdens de bloei van de kersenbomen bezocht hij de boerenerven. Hetzelfde deed hij als de vruchten rijp waren: de mensen belden hem en hij ging eropaf. Acht weken lang bestudeerde hij de kersen waarvan weinig mensen de naam kenden: de groei van de boom, de kers, de pit, de rijptijd en hoeveel soorten per week rijp zijn. In Duitsland spreekt men van acht kersenweken: de weken waarin de kersen plukrijp zijn. De 1ste kersenweek begint op 1 juni, dit tijdstip geldt ook voor Nederland. Dit jaar begon de 1ste kersenweek op 12 juni, als gevolg van het koude voorjaar met weinig zonuren. Bannier: “Soms zitten twee kersenweken in één week, als je een warm voorjaar hebt. Dit jaar duurde een kersenweek anderhalve week: de kersen rijpten zo langzaam dat de vogels ze opgegeten hebben.” Daardoor geen kersenverkoop vandaag. Er staan verder vele lichte kersen soorten in de boomgaard. Van deze lichtere soorten blijven de vogels af maar de donkere soorten zijn allemaal opgevreten. Schijnbaar hebben deze lichtere kersensoorten ook minder last van de kersenvlieg. Bij het onderzoeksinstituut voor tuin- en wijnbouw in Geisenheim/Rheingau (Hessen, Duitsland) zijn kersenpitten vergeleken en bewaard. Hans heeft veel verschillende kersen geproefd en toen besloten de oude kersensoorten uit Hagen aan te planten. Hij vond dat hij ze moest bewaren voor de toekomst vanwege de biodiversiteit en hun landschappelijke waarde. Veel vroege soorten zijn verdwenen, omdat ze matig of slecht vervoerbaar en bewaarbaar zijn en daardoor commercieel onaantrekkelijk. Tegenwoordig zijn bijna alleen nog donkere kersen op de markt, afkomstig van overdekte kersenteelt.
In 2008 plantte Bannier oude en moderne abrikozen- en perziken aan. Er staan nu 15 verschillende soorten. Hij was bekend met de teelt van abrikozen (Prunus armeniaca) in het voormalige Oost- Duitsland. Daar werden ze van oudsher geteeld. Van abrikozen wordt vruchtenbrandewijn gestookt, de bekende apricot brandy. Hij determineert de abrikozen aan de hand van het blad. Dat deed hij met vijf in Italië aangeschafte rassen als volgt. Hij heeft een aantal bladeren van elke struik in rijen neergelegd en gefotografeerd. Resultaat: van de vijf soorten bleken er drie verschillende te zijn. Als een abrikoos groot blad heeft, komen er meestal ook grote vruchten aan. Abrikozen zijn niet vatbaar voor krulziekte zoals perziken, wel voor een ziekte die door bladluizen overgedragen wordt. Al is het abrikozenblad leerachtig, luizen komen er toch op af. Het valt mee met moniliarot- aantasting. Bij overvloedige regenval scheuren de vruchten, en dan raken ze besmet met moniliarot. De entplek van de abrikoos mag niet beschadigen, bij het maaien bijvoorbeeld. Beter is om abrikozen hoger te enten, op kniehoogte. Ook een nadeel is het snoeien van abrikozen. Ze zijn namelijk zeer gevoelig voor beschadigingen. Kunnen hieraan soms sterven van de een op de andere dag. De beste maand om abrikozen te veredelen is juni. Een geschikte onderstam is Myrobalan, de pruimenonderstam. St. Juliën gebruikt hij niet, volgens hem maakt deze pruimenonderstam veel worteluitlopers. ‘Heidesheimer Frühe’ vindt hij een super abrikoos. ‘Magdeburger Frühe’ is ook een goed ras. In de boomgaard zijn geen perenbomen te vinden in verband met massale peren sterfte begin jaren 2000 door perenroest. De ziekte duurde 5 jaar waardoor alle perenbomen dood gingen. Vanaf 2010 is het weer mogelijk om in deze streek peren te telen.
Na de pauze, rond 15:00 uur, neemt Bannier neemt ons mee naar de appelgaard en gaat verder met zijn verhaal. Hans heeft in de loop der jaren een buitengewone interessante ontdekking gedaan. Het blijkt dat de afgelopen 80 jaar (vanaf ongeveer 1920) alle nieuwe appelrassen afstammen van maar vijf soorten appels. En wel de: Jonathan, Cox Orange, Golden Delicious, Red Delicious en de Mc Intosh. Nu blijkt dat deze rassen zeer gevoelig en vatbaar zijn voor meeldauw (Jonathan), kanker (Cox Orange), schurft (Golden Delicious), bladvlekziekte en luizen. Bij alle nieuwe rassen zijn al deze ziektes meegekruist met kans op genetische verarmingen. Hij laat ons aangetast blad en vrucht van ‘Pinova’ zien. Van de vader ‘Golden Delicious’ heeft dit moderne appelras het lichtgekleurde blad, de lange vruchtsteel en de vatbaarheid voor schurft: het zwarte plekje op de vrucht. ‘Cortland’, een handappel, die gewonnen is in de V.S. in 1898, heeft meeldauw. De vader is ‘Mc Intosh’. ‘Topaz’, een zoetzure handappel, gewonnen in Kent (G.B.) in 1948, is kankergevoelig. Moniliarot op de vrucht en blad, komt niet alleen op kers en pruim voor, maar ook op vier tot vijf appelsoorten. Bannier toont ons ‘Alkmene’ met aantasting van moniliarot. Oude en moderne soorten kunnen gevoelig zijn voor schurft, meeldauw en vruchtboomkanker. Schurft bij appel en schurft bij peer zijn de meest bekende schimmelziekten bij appel en peer. Vooral de aantasting van de vruchten veroorzaakt economische schade. Vruchten met weinig schurft worden nog wel gebruikt voor sapbereiding. In dit koele voorjaar heeft het veel geregend, waardoor er veel schurftaantasting is op blad en vrucht, en weinig meeldauw. ‘Jonathan’ is meestal in de jaren ’60 van de vorige eeuw aangeplant, Bannier komt hem vaak tegen in tuinen waar de bewoners hem uitgenodigd hebben voor het determineren van appels. De boom zit vol meeldauw. Bannier wil af van al die schimmelziektes. Omdat de oorzaak hiervan volgens hem ligt bij het uitgangsmateriaal, de vijf bovengenoemde soorten, kruist hij ieder jaar gezonde rassen met Malus floribunda, de sierappel. Krijgen de zaailingen schurft of vruchtboomkanker, dan weg ermee. Hij wacht de vruchtdracht niet af. Omdat de sierappel zo klein van formaat is, moet hij enkele malen kruisen totdat hij weer een groot formaat appel heeft. Kenmerkend voor M. floribunda- kruisingen zijn het smalle blad en de lange vruchtsteel. Hij wijst ‘Rewena’ aan, een voorbeeld van een dergelijke kruising. Wij hadden nog nooit gehoord van zonnebrand op appels. Vorige week waren namelijk enkel zeer warme zonnig dagen waarop deze zonnebrand is ontstaan. In 2006 is door ernstige droogte zelfs 25% uitgevallen.
In de boomgaard staan vele palen waarvan roofvogels gebruik maken. De zitstok dient wel van een boomtak te zijn en niet een panlat omdat hier de roofvogels niet op gaan zitten. Rond 05:00 uur zitten er meestal enkele roofvogels op de palen op zoek naar woelratten. Die veel voorkomen in deze boomgaard. Ook vangt hij de woelmuizen met een mollenklemmen.
Hans heeft ook een buitengewoon effectief middel van wondbehandeling. Hij gebruikt hiervoor natte leem en bind dit rond de stam met schade. Het is hem opgevallen dat deze methode veel beter resultaat geeft boven de gebruikelijk wondbalsem.
We nemen om vijf uur afscheid van onze onvermoeibare gastheer, nadat Ria hem bedankt heeft voor de leerzame middag. Van de NPV krijgt hij het zomernummer van Pomospost. Enthout kan bij Hans-Joachim Bannier per email besteld worden in december. In januari wordt het geknipt. Als hij geen enthout heeft, of niet genoeg, komt het van moederboomgaarden. Zij verzenden de enten.
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De Aziatische fruitvlieg (Drosophila suzukii) is afkomstig uit Zuidoost-Azië, en werd in 1931 in Japan beschreven door Matsumura. Het insect komt ook voor in Korea, Thailand, India, China, Rusland en heeft zich tegenwoordig verspreid over bijna alle werelddelen. Sindsdien veroorzaakt dit kleine, tweevleugelig insect meer en meer schade en kent het een zeer snelle geografische uitbreiding. In korte tijd kan dit exotische fruitvliegje tot 90 procent van de fruitoogst vernietigen. Vooral op zachte, rode vruchten als aardbeien, frambozen, bessen en kersen is het diertje dol.
De Aziatische fruitvlieg valt het liefst fruit aan dat nog niet rijp is, in tegenstelling tot Drosophila melanogaster dat eitjes legt in te rijp of beschadigd fruit. Hierdoor kan de aangerichte economische schade veel aanzienlijker zijn omdat de vlieg zelfs fruit kan vernietigen dat reeds werd geoogst en klaar is voor transport. De volwassenen insecten zijn lichtgele of bruine vliegjes met rode ogen en zijn ongeveer 2-3 mm lang. Ze zien eruit als gewone fruitvliegjes maar de mannetjes hebben een zwarte vlek op het uiteinde van iedere vleugel. De vrouwtjes hebben die vlek niet, maar beschikken over een opvallende zaagvormige legboor (ovipositor) waarmee ze door fruit met een dunne schil kunnen boren en hun eitjes in het fruit deponeren. De eitjes groeien uit tot fruitetende larfjes. De vrouwtjes kunnen in 7 tot 16 dagen tot 380 eitjes leggen, met 2 à 3 eitjes per legplaats. Na 3 generaties zijn dat ongeveer 27 miljoen volwassen vliegjes !
Het aangetaste fruit vertoont gaatjes, en gaat op die plaats snel rotten aangezien de larven er zich ontwikkelen. Afhankelijk van de temperatuur wordt het fruit binnen een paar dagen waardeloos. Dit veroorzaakt ook het verschijnen van secondaire parasieten zoals Drosophila melanogaster, Botrytis, Rhizopus. De fruitvlieg Drosophila melanogaster kan profiteren van de gaatjes gemaakt door de leg van suzukii om zelf eitjes aan de binnenkant van het fruit of de bes te leggen. Dit eindigt met een versneld en volledig rotten van het fruit door de grote aanwezigheid van de 2 soorten Drosophila. Als we de suzukii efficiënt bevechten, elimineren we ook de secondaire problemen. Het oogstverlies varieert van 5 % tot 100 %, naargelang de teelt en het seizoen.
De Aziatische fruitvlieg is bezig aan een opmars in Europa. Dit insect is sinds 2008 in Europa en vormt een grote dreiging. Officieel werd ze gedetecteerd in 2010 in Frankrijk. Vervolgens gingen in 2011 in Zuid-Europa complete kersenoogsten verloren. In 2012 werd in België de eerste aantasting gezien. In de VS zijn zelfs percelen bekend waar de vlieg 80% van de kersen heeft aangetast. Het afgelopen jaar (2012) is het vliegje in Nederland opgedoken. Op dertien plaatsen in het midden van het land hadden onderzoekers lokvalletjes opgehangen. In een derde van die gevallen werd de fruitvlieg gevonden. We kunnen er dus van uitgaan dat deze exoot in Nederland al wijdverbreid aanwezig is. De opmars van de Japanse fruitvlieg naar het noorden heeft niets met de klimaatverandering van doen. In Noord-Japan is het kouder dan hier. Het beestje kan prima tegen de koud en ontwikkelt zich voornamelijk van de lente tot de herfst. Ze weerstaat de lage temperaturen in de winter, voornamelijk in het volwassen stadium: adulten kunnen zich in de grond tegen de kou beschermen. Ze kunnen overleven in gecultiveerde gewassen, of op wilde soorten, en kunnen zich ontwikkelen op hoogtes boven de 1500 m. Snelle uitroeiing kunnen we dus wel vergeten. Deze exoot zal hier blijven.
In 2013 werd de Suzuki-fruitvlieg massaal aangetroffen in de Betuwe en regio Rivierenland.
Preventiemaatregelen
• |
Houd een goede teelthygiëne aan: Verwijder al het verdord of rottend fruit. Laat geen enkele vrucht op de grond liggen! Dit kun je onder andere bereiken door de grond af te dekken met landbouwplastic. |
|
Hoe kun je dit fruitafval vernietigen? |
|
• ofwel verbranden, |
|
• ofwel in een luchtdichte en afgesloten doorzichtige plastic zak opsluiten en in de volle zon plaatsen (vernietiging door de warmte), |
|
• ofwel begraven, maar dan op een minimale diepte van 50 cm (want de volwassen vliegjes brengen de winter ondiep in de grond door). |
|
• Vooral niet composteren |
•
|
Houd een goede hygiëne in de omringende teelten aan: |
|
• Verwijder het fruitafval van de omringende teelten, zelfs als die niet gevoelig zijn. |
|
• Het schoonmaken en desinfecteren van de serres is onontbeerlijk. |
|
• Insect-proof netten kunnen een infestatie beperken als ze zeer vroeg geïnstalleerd worden (6X6 voor 1 cm). |
|
• Verhoog de oogstfrequentie.
|
Bestrijding: Spuiten met chemische middelen is geen optie. Dat laat zo vlak voor de oogst zijn sporen na in de vruchten. 2013: Natuurlijke vijanden zijn er ook niet, op het menu van de Nederlandse sluipwespen staat de Aziatische fruitvlieg (nog) niet.
In verschillende landen wordt al wel geëxperimenteerd met eenvoudige fruitvallen. In Zwitserland test men een eenvoudige vliegenval in de vorm van een soort yoghurtbeker waarin een mengsel van rode wijn en azijn wordt gedaan. In de beker worden vlak onder de deksel tien gaatjes van 3 à 4 mm aangebracht. In Duitsland neemt men troebel appelsap en water in een verhouding van 1 op 1 en een druppel wasmiddel. Dit wasmiddel verlaagt de oppervlaktespanning waardoor de fruitvlieg bij aanraking van de lokvloeistof sneller zal verdrinken. Ook zijn er inmiddels tabletten met lokstof in de handel die opgelost moten worden in water. Fruitvliegen komen erop af en verdrinken in het vocht.
Een eenvoudige manier om de aanwezigheid van dit vliegje vast te stellen kan op basis van appelciderazijn. Het voordeel van appelciderazijn is dat het de vangsten conserveert en dat de insecten in de heldere vloeistof gemakkelijk te herkennen zijn. Recept voor eenvoudige zelfbouwval: • Petfles. Bijvoorbeeld een colafles van 0,5 liter of een transparante plastic beker met deksel. • 20 - 30 gaatjes van 2 mm diameter in de deksel prikken. Daar kan de fruitvlieg nog net doorheen. • Appelciderazijn kopen, verkrijgbaar in de supermarkt (azijnzuurgehalte 5%). • Twee delen azijn aanlengen met drie delen water, zodat het mengsel 2% azijnzuurgehalte heeft. • Paar druppeltjes net geparfumeerde zeep of uitvloeier erbij om de oppervlaktespanning te breken. • Doe een laag van 2cm vloeistof in de val. • Hang de val op een beschaduwde plek tussen het gewas.
Voor een goede werking moeten de vallen in een hoge dichtheid worden geplaatst. De aantasting vindt vlak voor de oogst plaats dus de vallen plaatsen voordat betreffende fruitsoort begint te kleuren en suikers aanmaakt. Belangrijke preventieve maatregelen zijn het afvoeren van aangetast en rottend fruit, dat niet gecomposteerd mag worden.
Biobest heeft meerdere proeven uitgevoerd om een betrouwbare en selectieve methode uit te werken om D. suzukii weg te vangen. De val DROSO-TRAP werd speciaal geselecteerd om op een doeltreffende manier drosofielen te lokken. De val, ontwikkeld voor scouting en monitoring, is zeer efficiënt gebleken als vroegtijdig detectiesysteem. Deze val werd geselecteerd met DROS’ATTRACT als belangrijkste lokmiddel. Meer informatie kunt u hier vinden.
Plaats 1 à 2 droso-trap vallen/1000 m² ter detectie (hulp bij het bepalen van de behandeling) Plaats 80 à 100 droso-trap vallen/ha aan de randen in geval van grote infestatie het jaar ervoor. Niet in de fruitbomen zelf maar uit de buurt, je moet de vlieg niet gaan lokken. Plaats op minimaal 1 m hoogte. Wanneer de teelt boven de 1 m ligt (bij boomteelt of hydrocultuur), plaats de val dan op dezelfde hoogte als de teelt. De val kan opgehangen worden, of op een stok in de grond worden geplaatst.
DROS’ATTRACT is het lokmiddel ontworpen door voor gebruikt in de DROSO-TRAP. Te gebruiken volume in de DROSO-TRAP = 300 ml. Hernieuw het lokmiddel zodra het door Drosophila suzukii of andere insecten bevuild is.
Andere soorten vallen zijn die van McPhail in België verkrijgbaar via Biobest
Kleinere soorten valletjes, waardoor minder lokstof nodig is zodat het goedkoper uitvalt, zijn verkrijgbaar in Nederland via Vlamings in de Mortel.
Op 28 oktober verscheen een belangrijk artikel in Natuurbericht. Een tip die gegeven wordt is om rond oktober/november zoveel mogelijk drosophila suzukii te vangen. Vrouwtjes gaan bevrucht de winter in met opgeslagen sperma. Elk vrouwtje dat nu in de val komt scheelt al 300 eitjes.
Stimulering Biodiversiteit ter bevordering van natuurlijke vijanden 2015: DS kent diverse natuurlijke vijanden, die in diverse projecten nader worden bestudeerd. Gratis uit de natuur kun je gebruik maken van de aanwezigheid van nuttige insecten zoals sluipwespen, roofvliegen en strontvliegen. Veel natuurlijke vijanden leven van nectar en stuifmeel, zoals sluipwespen. Die hebben de plantaardige eiwitten nodig om hun eitjes te laten ontwikkelen. Hierna zoeken ze een gastheer op om hun eitjes af te zetten. In Nederland zijn er veel sluipwespensoorten die op vliegen parasiteren, maar niet een specialist. Het zaaien van hoekjes met wilde peen en andere schermbloemige planten zal een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van allerlei nuttige insecten.
Bijzondere aandacht verdient de strontvlieg als natuurlijke vijand. De gele strontvliegen van het geslacht Scatophaga stercoraria, zijn vraatzuchtige rovers. Naast insecten hebben ze als voedsel ook nectar nodig. Zelfs insecten die groter zijn dan zijzelf, worden aangevallen en opgegeten. Door hun grote aantal en de hoeveelheden insecten die ze eten, is hun belang in de leefgemeenschap van de koeienvlaai heel groot. De eitjes hebben vleugeltjes waardoor ze niet in de waterige koeienvlaai wegzakken. De larven eten andere larven. Deze vliegen maken wel gebruik van de koeienvlaai, maar eten er niet van. Strontvliegen zijn gemakkelijk naar de percelen te lokken. Ook zie je ze veel op de schapen vlaaitjes. Als er geen weilanden met koeien direct in de buurt van de percelen zijn is het het overwegen waard om aan de randen van het perceel koeienvlaaien te plaatsen. Het mooiste is om koeienvlaaien mee te nemen, waar de larven van de strontvliegen aanwezig zijn. Dan hebben we een opstartpopulatie van deze vliegen.
Als er aan de randen elke 25 meter geregeld verse koeienvlaaien worden neergelegd, dan zal vanzelf een populatie aan roofzuchtige strontvliegen ontstaan. (Ook in de buurt van de hoekjes met wilde peen en andere schermbloemige planten (plek markeren).
Bovenstaande strategie is opgesteld door Silvia Hellingman en Wilma Windhorst, na uitgebreid onderzoek naar het gedrag en de leefwijze van de Drosophila Suzukii in samenwerking met H.O. Vlamings B.V.
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Afgelopen jaar, 2012, werden eind december enkele nieuwe hoogstamfruitbomen aangeplant.
Het gaat om de peer: Winterbergamot de pruim: Dubbele Boerenwitte de kers: Kordia en drie tamme kastanjes.
Verder is het de bedoeling om eind 2013 de grote boomgaard aan de noordkant te voorzien van een fruithaag bestaande uit ouderwetse pruim-, appel-, peer- en kersensoorten. Totaal rond de 150 spilbomen.
|
|
|
|
|
Pagina 2 van 4
<< Start < Vorige 1 2 3 4 Volgende > Einde >>
|