Deze peer is in Nederland gewonnen en is hoogstwaarschijnlijk een zaailing die aangetroffen werd bij een boerderij of in een particuliere tuin. De peer is reeds lang voor het in de handel werd gebracht bekend in diverse dorpen langs de Merwede. De bloedrode puike stoofpeer kreeg de naam van Gijsbert Wildeman, uit de buurt van Gorinchem, in de volksmond Gies Wildeman genoemd. Gevonden door kweker Wildeman en door een Boskoops kwekershuis de firma Van der Willik & Zonen in de handel gebracht in omstreeks 1850.
De boom groeit tamelijk zwak tot matig; vormt een gedrongen boom met sterk opgaande takken en weinig zijhout. Typische V-vormige bladeren met een viltige onderzijde. In verband met onvoldoende verenigbaarheid met kwee is het gebruik van een tussenstam noodzakelijk. De boom ontwikkelt in een ouder stadium sterk gespoorde takken, terwijl er dan eigenlijk geen jonge scheuten meer gevormd worden. De boom draagt vroeg, maar matig productief. Tamelijk regelmatig en behoorlijk, beurtjaar gevoelig dus dunnen. De bloei is middentijds tot tamelijk laat.(dus minder nachtvorst gevoelig), stuifmeel goed, zelf bestuivend
Wordt alleen als stoofpeer gebruikt, het is een zeer goede en zoete stoofpeer, suiker toevoegen is niet nodig, kookt mooi lichtrood af. Deze licht kaneelbruine, zeer regelmatig gevormde en houdbare peer is zo fraai van uiterlijk, dat ze zelfs ter verfraaiing van kerststukjes en andere bloemdecoraties wordt gebruikt Wordt als stoofpeer algemeen geroemd en gewaardeerd. De vaak kleine vruchten en het gemiddeld matige productieniveau als gevolg van beurtjaren zijn minder aantrekkelijke eigenschappen. Dit ras wordt voor algemene teelt aanbevolen. De vrucht is in de koelcel tot eind januari houdbaar. Is vatbaar voor steel- en neusrot. Kan ook met succes in de cel worden bewaard. De houdbaarheid wordt door CO-bewaring slechts enigszins verlengd, maar de kwaliteit is veel beter. Verdraagt geen hoger CO2-gehalte dan 1%; bij een hoger CO2-gehalte ontstaan holten rondom het klokhuis.
Deze boom moet regelmatig worden gesnoeid, hij is tamelijk vruchtbaar en geen sterke groeier. Wanneer er regelmatig een grote productie is zal de boom veel kortloten en bloemknoppen produceren, wat tot gevolg heeft dat er geen nieuwe scheutgroei plaats vindt. Indien er niet regelmatig voor nieuwe scheutvorming wordt gezorgd zal de boom spoedig met groeien ophouden en dan nog slechts kleine vruchten geven. Ieder voorjaar zal de boom overweldigend bloeien, zonder dat de vruchtzetting met de sterke bloei in overeenstemming is. Oudere bomen dienen, vanwege een geleidelijk afnemende groeikracht, vrij sterk gesnoeid te worden. Om een regelmatige productie te verkrijgen en uitputting door te veel bloei en eventuele vruchtzetting te voorkomen zal men, tijdens de wintersnoei, moeten snoeien in het vruchthout en bloemknoppen moeten weg nemen. Per meter taklengte zijn ongeveer 20 tot 25 bloemknoppen voldoende.
Herkomst |
Nederland |
Ouderdom |
1850 |
Synoniemen |
Wildemanspeer |
Aanplant |
1995 |
Boom |
Groeit tamelijk zwak tot matig; vormt een gedrongen boom |
Gebruik |
Alleen als stoofpeer, zeer goede en zoete stoofpeer |
Bloeitijd |
April |
Bloem |
Wit |
Bestuiver |
Conference, Winterrietpeer |
Plukrijp |
Half oktober |
Gebruikstijd |
November - januari |
Bewaren |
In de koelcel tot eind januari houdbaar |
Vrucht |
Klein, mooi peervormig, regelmatig gevormd |
Kleur |
Bruingelig kaneelkleurig met veel roest en licht bruinrode blos |
Vruchtvlees |
Wit, vast, licht korrelig, bij het koken blijft het vlees mooi heel en wordt bruinrood. Zachtvlezig |
Kelk |
Vrij groot, half open, met goed gevormde uitstaande kelkblaadjes |
Steel |
Matig lang, vlezig, later wat ingekrompen, meestal een weinig gebogen |
Klokhuis |
Klein, rond, hokken gewoonlijk zeer regelmatig met zaden bezet |
|