Goudreinette, ook wel Schone van Boskoop genoemd. Het is niet helemaal zeker of het ras een afgeleide van Reinette van Montvoort is of dat het een zelfstandig ras is dat vanaf 1853 in Boskoop door boomkweker P.A. Ottolander is ontwikkeld. Vanaf 1863 verspreidde zich het appelras door de lage landen.
De boom Groeit sterk tot zeer sterk. De gesteltakken gaan schuinopwaarts tot horizontaal en is regelmatig met zijhout bezet waaraan de stekeltwijgen en sporen zitten. Kruinvorm breed- en vlakbolvormig, Vormt een zeer grote boom, draagt tamelijk laat, maar dan zeer goed en vrij regelmatig. Bij slechte verzorging/snoei onvruchtbaar. Het ras is wat schurfgevoelig maar kan door stevige snoei, het goed openhouden van de kroon, gezond gehouden worden.
De appels zijn dofgeel tot lichtrood. De kleur is afhankelijk van de ondergrond. Bij boomgaarden met gras kleuren de appels sterker dan bij boomgaarden met aarde. De appels zijn vanaf oktober plukrijp en tussen januari en april is het hoogseizoen. Schone van Boskoop is een stevige, zurige appel en heeft een droge, soms ruwe, schil. Het klokhuis is klein en heeft weinig zaad. Omdat de appel zurig en stevig is, wordt hij veel gebruikt voor producten die verhit worden.
Eenmaal op smaak gekomen zijn het heerlijke geurende friszoete herstappels. Bij lange bewaring rimpelen de vruchten maar dat gaat niet ten kosten van de smaak. De Boskoops zijn onvervangbaar in taart of als compote. Bij gebak behoudt de appel zijn smaak en structuur. Bij pasteurisatie blijft een typische appelsmaak beter behouden. Is zowel voor de verse consumptie als voor de verwerking (o.a. appelmoes) zeer gewild
De productie begint vroeg met een regelmatige oogst en weinig beurtjaren als men goed snoeit. Komt wel laat in productie en vraagt een koele plek (half-schaduwrijk). De bloemen zijn vrij gevoelig voor late nachtvorst. Aan jonge bomen verschijnen middelgrote, vlakbolvormig tot hoogronde, mooi gekleurde, goudgele vruchten. Op oudere bomen meer roodgroen gekleurde appelen. De schil is droog en ruw. De smaak is verfrissend zurig, voldoende zoet, met het bekend krachtig reinettenaroma. De Goudreinette is de grootste hand- en moesappel in Nederland. Vergelijkende rassen zijn Reinette Coulon, Kasseler Reinette, Reinette du Canada, Zabergäu, Reinette Grise d'Automne en Damason’s Reinette. Het ras kent vele kleurmutanten.
Plukken kan theoretisch vanaf eind september tot half oktober maar aan te raden is om niet voor half oktober te plukken om een zo hoog mogelijk suikergehalte te verkrijgen. Bewaren kan van tot midden april bij een temperatuur van 3-4 ° C. Ze hebbend wel de neiging tot slap worden: bewaren in folieverpakking verhindert dit.
Reinette is eigenlijk niet een Nederlandse naam. De namen van rassen mochten voor 1951 vertaald worden in de eigen taal. Daarna geldt dat de oorspronkelijke naam gebruikt moet worden. Zo dient dus het Franse woord ‘Reinette’ bij oude Duitse rassen ‘Renette’ te zijn en bij Nederlandse rassen ‘Renet’.
Herkomst |
Nederland ? |
Ouderdom |
? |
Synoniemen |
Schone van Boskoop, Goudrenet |
Aanplant |
1991 |
Boom |
Groeit sterk en breed uit en is op latere leeftijd meer breed dan hoog |
Gebruik |
Goede hand- dessert- keukenappel, zeer geschikt voor appelmoes |
Bloeitijd |
Maart april. Vroege bloeier, gevoelig voor late nachtvorsten |
Bloem |
Roze / Wit |
Bestuiver |
Alkmene, James grieve, Winterbanana |
Plukrijp |
Eind september tot medio oktober, wanneer appel gekleurd is. |
Gebruikstijd |
December tot april |
Bewaren |
Tot maart. In koelcel tot eind april. Neiging tot slap worden |
Vrucht |
Groot, onregelmatig van vorm |
Kleur |
Groen met roestbruin, aan de zonzijde rood gekleurd met tal van variaties |
Vruchtvlees |
Geelachtig wit, middelvast, grofcellig, sappig, verfrissend zurig, voldoende zoet, met krachtige Reinetten-aroma. |
Kelk |
Half gesloten, in vrij breede en tamelijk diepe kelkholte |
Steel |
Normaal, soms lang en dun, diep ingeplant |
Klokhuis |
Matig, veelal slecht bezet met zaden |
Snoeien: Een gemakkelijk te kweken ras is de Schone van Boskoop niet. Ze vraagt een speciale snoei, die bestaat in het opkweken van weinig gesteltakken die zo weinig mogelijk vergaffelt zijn. De Schone van Boskoop draagt zowel op langhout als op korthout. Door de opbouw met weinig gesteltakken en het gering laten vergaffelen, maakt de boom een schrale en open indruk. De belichting van het hout in de bolvormige kroon is daardoor uitstekend en bevordert het vrucht zetten. Om de sterk groeiende boom geen extra groeiprikkels te geven door het snoeien moet men een groeiremmende snoei betrachten. Door de wintersnoei tijdens of na de bloei toe te passen wordt de groei geremd. Tijdens de wintersnoei geen gesteltakken en vruchttakken inkorten. Het zelfde geldt voor verlengenissen en saptrekkers. De groeistimulans wordt hierdoor beperkt en de kans op vruchtzetting het grootst. Tevens heeft deze late wintersnoei het voordeel dat er geen vruchten worden weggesnoeid.
|